e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

Gevonden: 4847
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bui, regenbui bijs: bīēs (Maasbree), regenbijs: rêgenbīēs (Maasbree), schoer: schoor (Maasbree), ⁄n schoër (Maasbree) bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)] || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
buik buikstrook: buǝkstrōk (Maasbree) Het gedeelte van de huid dat de buik bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3e; N 36, 5] II-10
buikband buikband: bū.k˱baŋk (Maasbree) De band die het dichtst bij het dikste gedeelte van het vat, de buik, wordt aangebracht. Een vat heeft ten minste twee buikbanden; één aan elke kant van het vat. De in dit lemma opgenomen benamingen duiden zowel de voorlopige als de definitieve banden op die plaats aan. Zie ook het lemma ɛsluitbandenɛ.' [N E, 22c; N E, 42] II-12
buikpijn buikpijn: boekpien (Maasbree), pijn in het lijf: pien in t lief (Maasbree) buikpijn [DC 27 (1955)] III-1-2
buitendorpse vreemde: vrömde (Maasbree) Noem het (dialect)woord voor: mensen die niet in hetzelfde dorp wonen als u? [vreemde] [N 102 (1998)] III-3-1
buitenechtelijk kind basterd: basterd (Maasbree), voorkind: veurkink (Maasbree) een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)] III-2-2
buitennaaigroef klapgleuf: klapglø̄f (Maasbree) De groef in het loopvlak van de loopzool, waarin de steken gelegd worden. Deze groef sluit men later. [N 60, 106b] II-10
buitennaaigroef [wld ii.10, p. 45-46] klapgleuf: klapgleuf (Maasbree) Een groef in het loopvlak van de bovenzool waarin de steken gelegd werden en die later werd gesloten? (groef?) [N 60 (1973)] III-1-3
buitenspel buitenspel: boete-speul (Maasbree) Buitenspel. [DC 49 (1974)] III-3-2
buitenspeler links-/rechtsbuiten: linksboete (Maasbree), rechtsboete (Maasbree) Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2