e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flikflooien flikflooien: ook materiaal znd 23, 55  flikfakke (Maaseik), flikflūəjə (Maaseik), flikkefloeie (Maaseik), mouwvegen: ook materiaal znd 23, 55  mŭwvēͅgə (Maaseik) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4
flink; flinke persoon ferm: ferm (Maaseik) flink (bv. een ferme kerel) III-1-4
fluim fluim: fleum (Maaseik), fluum (Maaseik), flū.m (Maaseik), flyjm (Maaseik) fluim [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)], [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
fluimen uitspuwen fluimen: fluəmə (Maaseik), uitspijen: utspéjə (Maaseik) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluisteren fezelen: Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.  fezelen (Maaseik), zacht spreken: zach sprieken (Maaseik) fluisteren [ZND 30 (1939)] III-3-1
fluit fluit: fluut (Maaseik), fluitje: fluutəkə (Maaseik) Fluit. [Willems (1885)] III-3-2
fluiten fluiten: fluite (Maaseik) Fluiten. [Willems (1885)] III-3-2
fluiter fluiter: flø͂ͅi̯tər (Maaseik) fluiter (12,5 alleen in hoge loofbossen; vrij zeldzaam; roep vrij luid [djuu-djuu]; zang onder het vliegen [tjip-tjip-tjip-tjirrrrrrrr] [N 09 (1961)] III-4-1
fluweel, velours velours: vlūr (Maaseik) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fluwelen broek velours (fr.) boks: ein floere boks (Maaseik), ’n flūrə bŭks (Maaseik) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] III-1-3