e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glazig glazeren: glazere (Maaseik), verglaasd: verglaasden (Maaseik), verwaterd: verwaterden (Maaseik) aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)] III-2-3
glazuur email: eemaj (Maaseik), email (Maaseik), wit: het wit (Maaseik) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)] III-1-1
gleiswerk aardewerk: ī̄rdǝwę.rk (Maaseik) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
gleuf lei: lęj (Maaseik  [(meestal voor de maalsluis gebruikt)]  ), rabat: rǝbat (Maaseik) De groef in de sluisstijlen waarin de sluisdeuren passen. De deuren van de maalsluis dalen in het algemeen schuin naar beneden, terwijl de deuren van de wendsluis gewoonlijk loodrecht tegen de T-vormige sluisstijlen op en neer kunnen bewegen. De woordtypen rabat (P 53, P 57, P 58), winkelhaak (P 50) en lat (Q 83) zijn specifiek van toepassing op de T-vormige uitsparing in de sluisstijlen van de wendsluis. [Vds 51; Jan 45; Coe 33; Grof 54] II-3
glijbaan roetsjbaan: rôtsbaan (Maaseik), /  roetsjbaan (Maaseik, ... ), rotsjbaan (Maaseik), rótschbaan (Maaseik), rôtsjbaan (Maaseik), rötsbaan (Maaseik), NB rótsche: uitglijden. Cfr. Du. rutschen.  rótschbaan (Maaseik), schuifaf: /  sjufaaf (Maaseik), sleurbaan: /  sleirbaan (Maaseik) / [SND (2006)] || glijbaan [SND (2006)] || Glijbaan, schuif-af, in de speeltuin of op de kermis. || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] || schuifaf [SND (2006)] III-3-2
glijden sleuren: sleire (Maaseik) glijden [ZND 01 (1922)] III-1-2
glimlachen heimelijk lachen: heimelijk lachen (Maaseik), in zijn eigen lachen: in zijn eigen lachen (Maaseik) hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)] III-1-4
gluiperd luiperd: lóuperd (Maaseik), nijpgriet: nypchrijt (Maaseik) gluiperd [ZND 01 (1922)] III-1-4
goed liggen ten goede zitten: ten goede zitten (Maaseik) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11
goed luisteren goed luisteren: good loestere (Maaseik), good loesteren (Maaseik), goot loesteren (Maaseik) goed luisteren [ZND 30 (1939)] III-1-1