e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwakzalver charlatan (fr.): charlatan (Maaseik), charletan (Maaseik), kwakzalver: kwakzalver (Maaseik, ... ), pisdokter: pisdoktoer (Maaseik) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)] III-1-2
kwalijk nemen het kwaad menen: ook materiaal znd 29, 19  kwaolik (’t kwaod meinen) (Maaseik), het kwaad oppakken: ook materiaal znd 29, 19  (’t kwaod oppakken) (Maaseik) kwalijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
kwartel kwakkel: kwakəl (Maaseik), kwākkel (Maaseik), kwartel: kwattel (Maaseik) kwartel [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1
kwartelkoning kwartelkoning: kwartəlky(3)̄neŋ (Maaseik) kwartelkoning (27 ook alleen te horen; s zomers; in grote weiland; tegen de avond en s nachts; zeldzaam; roep [rrerrrp, rrerrrp] of er over een kam wordt gestreken [N 09 (1961)] III-4-1
kwartje kwartje: ps. omgespeld volgens Frings.  kwārtšə (Maaseik), ə kwartšə (Maaseik) kwartje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
kwastje aan een halsketting trosje: tröske (Maaseik), tröskes (Maaseik) Gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 114 (2002)] III-1-3
kweek puin: pø̜i̯n (Maaseik), puinen: pø̜i̯.nǝ (Maaseik), pøͅynə (Maaseik), trekgras: trē̜i̯kgrās (Maaseik) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras (Agropyrum repens) [Lk 04 (1953)] I-5, III-4-3
kweepeer kweepeer: kwijjepèèr (Maaseik), kwijpeir (Maaseik) [ZND 29 (1938)]kweepeer I-7
kwellen treiteren: treitere (Maaseik) kwellen [ZND 01 (1922)] III-3-1
kwezel kwezel: kwezel (Maaseik), waat ein kwezel (Maaseik), woat enne kweezel (Maaseik) Kwezel. [ZND m] || Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)] III-3-3