e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nietsnut hondsvot: hónsvot (Maaseik) nietswaardige kerel III-1-4
nieuwsgierig kijken ogen: øͅygə (Maaseik) kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)] III-1-1
nijdnagel ijwortel: eͅiwoͅrtəl (Maaseik), nagelreen: nagelren (Maaseik), nagelrèn (Maaseik), nijnagel: nieniegel (Maaseik), spleetnagel: splijtnagel (Maaseik) ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)] || stroopnagel (ingescheurd vlees aan de nagelrand) [N 10b (1961)] III-1-2
nikkelgeld nikkel: ps. omgespeld volgens Frings.  nekəl (Maaseik, ... ) nikkelen of witmetalen geldstukken [N 21 (1963)] III-3-1
niknak niknakje: nekneͅkskəs (Maaseik), Syst. Frings  neknɛkskəs (Maaseik) Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)] III-2-3
nog in het ei zittend kipje bebroed ei: bǝbrø̄u̯d ē̜i̯ (Maaseik), kuikje: kø̄u̯kskǝ (Maaseik) [N 19, 40a] I-12
nog niet uitgerezen deeg niet genoeg gegangen: nēt gǝnox gǝgaŋǝ (Maaseik) [N 29, 26a; monogr.] II-1
noodbed, kermisbed paljas: paljas (Maaseik, ... ) noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)] III-2-1
nosema nosema: nosema (Maaseik) Ziekte die de darm van de bij aantast. De nosema-bacil is een darmparasiet of zwakteparasiet. Deze parasiet wordt in de hand gewerkt door stuifmeelgebrek. Deze bacil vormt sporen die in honing verblijven en door de bijen bij de voeding worden ingenomen. Bij hun tocht door de darm ontwikkelen deze sporen zich weer tot bacil. In de darm vermenigvuldigen ze zich zeer snel. De besmette bijen sterven dan ook al na twee à drie dagen. Bestrijding in zeer ernstige gevallen door afzwavelen en verbranden van het volk. Ook andere, chemische bestrijding is mogelijk. [N 63, 71; N 63, 71a] II-6
notariskosten schrijfgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  šrei̯fgeͅlš (Maaseik), šrēi̯fxeͅlš (Maaseik) gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)] III-3-1