e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beugelring beugel: beugel (Maaseik), ring: Sub beugele: De bal moet door de beugel (de renk).  renk (Maaseik) [Beugelring]. || de ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring] [N 112 (2006)] III-3-2
beuk beuk: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk  beuk (Maaseik), beúk (Maaseik), bø̄k (Maaseik) beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] III-4-3
beurs, overrijp fauxcas: voekak (Maaseik), meelachtig: mēͅlextix (Maaseik), murg: meurg (Maaseik), murg (Maaseik), mŭrg (Maaseik), te rijp: te riep (Maaseik), te riëp (Maaseik) beurs [ZND 01 (1922)] || overrijp, murw [ZND 31 (1939)] III-2-3
bevallen bevallen: bevalle (Maaseik), bevallen (Maaseik), een kindje kopen: e kiendsje koupe (Maaseik), een kindje krijgen: e kensj kri-jge (Maaseik), kindje kopen: kindje koupe (Maaseik) Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 115 (2003)] III-2-2
bevend schudden met de huid (zich) schuddelen: šø̜dǝlǝ (Maaseik) Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68] I-9
bevruchten treden: trē.ǝ (Maaseik) Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal voerhok: vōrhǫk (Maaseik) De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c] I-6
bewerken van het deeg op de werktafel doorkneden: durkni-jǝ (Maaseik), doorslaan: durslun (Maaseik) De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.] II-1
bewolking het is overtrokken: ədezyvərtroͅkə (Maaseik), wolken: woͅlkə (Maaseik), de wolken.  də woͅlkə (Maaseik) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4
bewolkte lucht bewolkte lucht: de lucht is bewolkt, betrokken (Maaseik), donkere lucht: doenker loch (Maaseik), doenker looh (Maaseik), lucht met wolken: log met wolken (Maaseik), ⁄n log mit wolken (Maaseik) bewolkt [ZND 32 (1939)] || Bewolkt. Hoe zegt men in uw dialect: de lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [ZND 49 (1958)] III-4-4