e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oorring oorbel: ein paar oerbelle (Maaseik), oerbellen (Maaseik, ... ), oeërbel (Maaseik), oorring: e paar oerring (Maaseik), oerrènk (Maaseik) een paar oorringen [ZND 40 (1942)] || Oorring. Zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 114 (2002)] III-1-3
oorveeg oorveeg: oerveeg (Maaseik, ... ) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
oorworm oorworm: fon. var. van "oorworm"niet overgenomen  oorworm (Maaseik), orenworm: duizendpoot dat de neiging heeft in het oor te kruipen"(sic)  oereworm (Maaseik) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
oot, wilde haver vlughaver: vlø̜i̯ghāvǝr (Maaseik) Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-5
op bedevaart gaan een bedevaart doen: wië goën ein beïvaart doen (Maaseik), op bedeweg gaan: op bēweag gaon (Maaseik), wə gûn op bēͅjwîg (Maaseik) Bedevaren. [ZND 01 (1922)] || We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)] III-3-3
op de juiste temperatuur juist goed: žøst gōt (Maaseik) Gezegd van gerezen deeg. Het vocht in het deeg is de warmtebron. Door het vocht te verwarmen brengt men het deeg op de juiste temperatuur. De goede temperatuur is van groot belang voor de kwaliteit van het produkt. Te warme degen zullen droog brood geven, dat spoedig kruimelig wordt, terwijl te koude degen een brood opleveren dat klein van stuk en wreed van scheuring is (Schoep blz. 95). Volgens de informanten van K 359, L 270, en Q 121e was eertijds het bepalen van de juiste temperatuur een kwestie van aanvoelen of voelen met de handen. De goede temperatuur zou volgens de informant van L 269a zijn ¬± 28¬∞C. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28b; monogr.] II-1
op de loop gaan op de loop gaan: op de laup gaōn (Maaseik), op de loup goen (Maaseik), op de luip goen (Maaseik), op te laup gaon (Maaseik) op de loop gaan [ZND 30 (1939)] || op den loop gaan [ZND m] III-1-2
op de markt verkopen markten: ps. omgespeld volgens Frings.  meͅrtə (Maaseik, ... ) verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)] III-3-1
op de schouder zitten op de pochel zitten: oͅb də puxəl setə (Maaseik), op de strank zitten: oͅb də straŋk setə (Maaseik) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-2
op de vingers fluiten fluiten: fluite(n) (Maaseik) op de vingers fluiten [schuffelen] [N 112 (2006)] III-3-2