e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
persen pozen krijgen: pōzǝ krigǝ (Maaseik), werken: werken (Maaseik) Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] I-11
pershoning pershoning: pērshø̜neŋ (Maaseik) Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.] II-6
persoon die alles kwijt is ongeluksvogel: enne ongeluksvoegel (Maaseik), verliezer: verlezer (Maaseik) Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)] III-3-2
persoon met een lastig karakter geen gemakkelijke: hi es geine gemekkeleke (Maaseik), hie is geine gemekkeleke (Maaseik) Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)] III-1-4
perszak perszak: pērszak (Maaseik) Poreuze zak van onder meer kaasdoek gemaakt, waarin de ruwe honing wordt verzameld. Men legt deze zak in de honingpers. Onder de druk van de pers komt de honing naar buiten. Wat er uiteindelijk in de perszak overblijft, heeft slechts nog waarde als bemesting. [N 63, 122b; N 63, 122c; monogr.] II-6
perzikkruid reuts: rø̜ts (Maaseik) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
pet met opstaand bovenstuk kepie: betekenis: voor officiele ambten (post,...)  kəpij (Maaseik), zijden muts: betekenis: voor de boeren  zijə məts (Maaseik) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3
pet: algemeen klak: klak (Maaseik), muts: muts (Maaseik) pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] III-1-3
petekind petekind: pītəkent (Maaseik) petekind [ZND 11 (1925)] III-2-2
peterselie peterselie: peterselie (Maaseik), petərsē.li (Maaseik), pittersi-jli-j (Maaseik), pittersillie (Maaseik) [DC 69 (1994)] [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] I-7