e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
priestersteek met ronde luifel pastoorshoed: pəsturs hōt (Maaseik) priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)] III-3-3
prijzen (mv.) prijzen: pre.izə (Maaseik), prijzen (Maaseik) Prijzen (mv). [Willems (1885)] || prijzen (mv.) [RND] III-3-2
prikkeldraad pikdraad: pekdrau̯t (Maaseik), pekdrōt (Maaseik), pekdrǭt (Maaseik) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8
priktol dop: dop (Maaseik, ... ) 2. Ook speelgoed: tol. || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)] III-3-2
proeven proeven: pR"və (Maaseik), prøvə (Maaseik) proeven [ZND A2 (1940sq)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] III-1-1
profiteren profiteren: van d`occasie profiteeren (Maaseik), van de gelegenheid profeteere (Maaseik), van de occasie profiteeren (Maaseik, ... ) Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)] III-1-4
pronken stoefen: stoefe (Maaseik), stòffe (Maaseik) Pronken, prijken. In het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [stoefen, spiegelen, stansen] [N 114 (2002)] III-1-3
pronkveer op een hoed pluim: pluum (Maaseik, ... ), veer: vēͅr (Maaseik, ... ) pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] || pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
propolis voorwas: vø̄rwas (Maaseik) Harsachtige stof waarmee de werkbijen alle openingen en naden van hun woning dichtkitten tegen tocht, kou en waterdamp. De propolis wordt ook gebruikt om te effenen en raten te versterken. De werksters halen deze stof uit bloemknoppen en harsdruppels van naaldbomen. Zelfs verf, teer of asfalt kunnen er de grondstof voor zijn. [N 63, 53a, N 63, 53b; Ge 37, 141; monogr.] II-6
proppenschieter klaptoet: klaptôit (Maaseik), /  klaptówt (Maaseik), klaptôwt (Maaseik), knalpijp: Sub fleer: vlierstruik. Ook hulentuul genoemd. Hout vuur knalpijpe, of vuur fluite.  knalpijp (Maaseik), knap: Kloef = (St-Truiden) knap (Maeseyck) = klapbus. (t Daghet in den Oosten X, 154)  knap (Maaseik), knappehout: knappenhout (Maaseik), propjesschieter: /  pröpkessjeter (Maaseik) ? [SND (2006)] || [(Proppenschieter), schietbusje, klapbus]. || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] || Klapbus. || proppenschieter [SND (2006)] || proppenschieter? [SND (2006)] III-3-2