e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prostituée hoer: hoer (Maaseik), hoor (Maaseik) prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 115 (2003)] III-2-2
provisiekast, etenskast voorraadkast: vyrrōͅtkas (Maaseik) voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)] III-2-1
pruik pruik: pruik (Maaseik), prujk (Maaseik) Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)] III-1-3
pruim pruim: proem (Maaseik), proum (Maaseik), prou̯m (Maaseik), próum (Maaseik), reine claude (fr.): reine-claude  ringeloot (Maaseik) [ZND 34 (1940)]pruim || pruim, soort I-7
prutsen broddelen: broddele (Maaseik), frutselen: frutselen (Maaseik, ... ), langzaam zijn met iets: hij zit met iets te prutsen  langzaam zijn met iets (Maaseik), prutsen: prutsen (Maaseik, ... ), prutsen - wat eine prutser (Maaseik) Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || knoeien in het werk || prutsen: betekenis [ZND 40 (1942)] || prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)] III-1-4
prutswerk geknoei: wat e geknoi (Maaseik), wat ein geknoei (Maaseik), wat ein geknōēi (Maaseik) Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)] III-1-4
pseudovogelpest hoenderpest: hōndǝrpęs (Maaseik) Pseudovogelpest, New-Castle ziekte is een virusziekte. Ademnood en zenuwstoornissen zijn de voornaamste kenmerken, ook verdwijnt de leg plotseling bijna helemaal. [N 19, 64] I-12
puber aankomeling: aankommeling (Maaseik), aankomer: neutraal  aankômmer (Maaseik), gaaplepel: denigrerend; zie Schuermans s.v. "gaaplepel"(iemand die zeer nieuwsgierig is en overal staat te kijken)  ene gaapliepel (Maaseik), grote kluppel: groête klöppel (Maaseik) half-volwassen kind || iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)] || opgeschoten jongen III-2-2
pudding pudding: pødeŋ (Maaseik), Syst. Frings  pødeŋ (Maaseik) Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)] III-2-3
puimsteen puimsteen: pømpstęjn (Maaseik), pø̜jmstęjn (Maaseik), pǫmpstęjn (Maaseik) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9