e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
regenjas impermable (fr.): ĕpeͅrmējābəl (Maaseik), regenjas: rigənja.s (Maaseik), regenmantel: rigənma.təl (Maaseik) damesregenmantel [N 23 (1964)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)] III-1-3
regenpijp buis: bȳs (Maaseik), bø̜js (Maaseik), kandel: kā.njǝl (Maaseik) De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.] II-9
regenwolkje de zon trekt regen: de zon trekt regen.  də zon trekt riŋəl (Maaseik), waterzon: wàtərzon (Maaseik) regen-voorspellend wolkje bij ondergaande zon [watermenneke] [N 22 (1963)] III-4-4
regenworm piereling: pierelink (Maaseik), pierling: pêrling (Maaseik), pieteling: pitəleŋk (Maaseik), worm: worəm (Maaseik), woͅrəm (Maaseik), wòrm (Maaseik) pier || pier, aardworm [Willems (1885)] || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm [Willems (1885)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)] || worm, alg. [ZND m] III-4-2
reinigingsvlucht zuiveringsvlucht: zȳvǝreŋsvløxt (Maaseik) Vlucht die de bijen ondernemen om de uitwerpselen uit hun lichaam te verwijderen. In de winter hopen zich de onverteerbare resten van het voedsel op in de endeldarm. Wanneer de grens van het zich ophopen is bereikt, dan moeten de bijen zich ontlasten. Zodra de temperatuur na de winter voor het eerst weer 8 à 10 oC is geworden, vliegen de bijen uit om zich van het opgespaarde vuil te ontdoen. [N 63, 56a; Ge 37, 195] II-6
reisraam reisraam: reisraam (Maaseik) Een in een houten rand gevat stuk metaalgaas. Dit reisraam vervangt de dekplank bij het verplaatsen van bijenvolken en dient als ventilatiemogelijkheid. Dekplanken en daken van de kasten worden dan apart vervoerd. Staan de kasten op de reisplaats, dan wordt het reisraam of gaasvenster weggenomen en de dekplank komt weer op zijn plaats. [N 63, 10f] II-6
rekenen rekenen: riekene (Maaseik), rīkənən (Maaseik) rekenen [ZND 41 (1943)] III-3-1
rente interest: ps. omgespeld volgens Frings.  entreͅs (Maaseik), entroͅs (Maaseik) Rente [intrest?] [N 21 (1963)] III-3-1
rest in het glas klats: klats (Maaseik), klatsje: kletske (Maaseik) kleine hoeveelheid drank die onder in een glas overblijft [ZND 36 (1941)] III-2-3
restant vissen forel: forel (Maaseik), snoek: snôk (Maaseik), steur: steŭr (Maaseik), zalm: zalm (Maaseik), zālm (Maaseik) forel [N102 (1998)] || snoek [Willems (1885)] || steur [Willems (1885)] || zalm [N100 (1997)], [Willems (1885)] III-4-2