e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
royaal goed: goot (Maaseik), plezierig: plezeerig (Maaseik), royaal (<fr.): rajēāl (Maaseik), hi is goe riaol er ein ?  riaol (Maaseik) gul [ZND 01 (1922)] || Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)] III-3-1
rozenbottel hanenkienen: hanekiêne (Maaseik) rozelaarvruchten III-4-3
rozijnenbrood rozijnenweg: roziene wēk (Maaseik) brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] III-2-3
rug rug: pien in menne rük (Maaseik), rø̜k (Maaseik), røͅk (Maaseik), rûk (Maaseik), rək (Maaseik) de rug [ZND 29 (1938)] || ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || rug [ZND m] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: rø̜k (Maaseik) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
ruggengraat ruggenstrang: røgəstraəŋk (Maaseik) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel wervel: weͅrəvəl (Maaseik) [N 10 (1961)] III-1-1
rugnet vliegennet: [vliegennet] (Maaseik) Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c] I-10
rugriem rugriem: rø̜krēm (Maaseik) Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69] I-10
ruien ruizelen: rujzele (Maaseik) veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)] III-4-1