e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaapsschaar schaap(s)scheer: šǭpšīr (Maaseik), schapenscheer: šǭpǝšīr (Maaseik) Bepaalde schaar waarmee men schapen scheert. [N 18, 119; monogr.] I-12
schaar scheer: šīr (Maaseik), šīǝr (Maaseik) Schaar, gereedschap van kleermaker en naaister. Een goede schaar is gemaakt van staal en ijzer. Het snijvlak van de schaar moet van staal vervaardigd zijn. Het bovenoog, waarin de duim rust, is kleiner en ronder dan het onderoog waarin de vingers rusten (Papenhuyzen III, pag. 9). In dit lemma zijn de vragen ø̄Hoe noemt u de schaar in het algemeen?ø̄ (N 59, 16a), ø̄Hoe noemt u de grote schaar?ø̄ (N 59, 16b), en ø̄Hoe noemt u de kleine schaar?ø̄ (N 59, 16c) samengevoegd. Binnen dit lemma zijn de antwoorden onderverdeeld in drie groepen die beantwoorden aan de driedelige vraagstelling. Zie afb. 8. [N 59, 16a; N 59, 16b; N 59, 16c; N 62, 54; L 45, 14; L A2, 317; Gi 1.IV, 22; MW; S 30; monogr.] II-7
schaats schaats: shâts (Maaseik), sja.tsə (Maaseik, ... ), sjaets (Maaseik), šātsə (Maaseik) een schaats [schaverdijn, schofferdijn, schrikschoen] [N 112 (2006)] || Hoe noemt men de voorwerpen, bestaande uit een ijzer en een houten of metalen voetrust, die men onder de schoenen bindt om op het ijs te kunnen rijden? [Lk 01 (1953)] || Schaats. [Willems (1885)] III-3-2
schaatsenrijder waterspin: waterspèn (Maaseik) schaatsertje: Hoe noemt u het insect dat met schokkende bewegingen over het water lijkt te schaatsen? Het lijf van het insect staat op lange poten op het water. [N100 (1997)] III-4-2
schaatsijzer roede: ro.i (Maaseik), rooi [rōi} (Maaseik) Noemt men het stalen onderdeel, dat over het ijs glijdt en dat geregeld geslepen moet worden, met een afzonderlijk woord? Zo ja, hoe luidt dit? [Lk 01 (1953)] III-3-2
schabbernak [znd 42] casaquin (fr.): kaszekìn (Maaseik) Kent ge een woord schabbernak ? uitspraak + betekenis [ZND 42 (1943)] III-1-3
schaduw, lommer lommer: lommer (Maaseik), lómmər (Maaseik), we zitte in de loemer (Maaseik), wi zitten in de loemer (Maaseik), wie zitten in den lommer (Maaseik), zie zitten in de loemer (Maaseik), o kort uitspreken maar klank van oo in boom  we zitten in de loomer (Maaseik) schaduw (lommer) [RND] || Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)] III-4-4
schafttijd koffie: kofi (Maaseik) schafttijd [RND] III-3-1
schande schande: ən šan (Maaseik) Een schande. [ZND A1 (1940sq)] III-3-3
schapenboer schaapsboer: šǭbzbū.r (Maaseik) Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b] I-12