e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sturen sturen: størə (Maaseik) sturen [ZND m] III-3-1
suikerbiet suikerkroot: sokǝrkrut (Maaseik), sukǝrkrut (Maaseik) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
suikerbrood suikerbrood: sokkerbroet (Maaseik) brood waarin suiker gebakken wordt [N 29 (1967)] III-2-3
suikerklontje klotje: kløͅtšə (suiker) (Maaseik) een ander woord voor kluit: klontje suiker [ZND 28 (1938)] III-2-3
suikeroom suikernonk: sôkkernônk (Maaseik), nònk is oom  sòkkernònk (Maaseik) Een ongetrouwde oom, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikeroom, suikeren oom) [N 115 (2003)] III-2-2
suikertante suikertant: sókkertant (Maaseik), sôkkertant (Maaseik) Een ongetrouwde tante, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikertante, suikeren tante) [N 115 (2003)] III-2-2
suizen van de oren tuiten: tuətə (Maaseik) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
sukkelen aan de sukkel zijn: hae is aan de sukkel (Maaseik), sukkelen: sugkele (Maaseik), sukgele(n) (Maaseik) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)] III-1-2
syfilis druiper: druiper (Maaseik), sief: sief (Maaseik), syfilis: thans  syfilis (Maaseik) Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)] III-1-2
t-vormige hoeve doenerij: dōnǝrēi̯ (Maaseik), doening: [doening] (Maaseik) Stal en schuren liggen achter elkaar; het woongedeelte staat hier dwars op en steekt aan beide zijden uit. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de T-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen, die aan het begin van het lemma bijeen staan, wordt verwezen naar het lemma "boederij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 4. [N 4A, 2b; monogr.] I-6