e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
taai-taai couque de dinant (fr.): kookdenang (Maaseik) taai-taai [N 29 (1967)] III-2-3
taai-taaiplank vorm: %%meervoud%%  vǫrmǝ (Maaseik) Plank die bij de taai-taaibereiding wordt gebruikt. Ten aanzien van de woordtypen die samengesteld zijn met peperkoek(s) zij opgemerkt dat het mogelijk is dat in de plaatsen waarvoor die opgaven gelden, de begrippen "peperkoek" en "taai-taai" samenvallen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''taai-taaideeg''. Wat betreft de woordtypen "speculaasvorm" en "speculatieplank" vermelden beide informanten dat het hier om een plank gaat die ook voor speculaasbereiding wordt gebruikt. [N 29, 91; monogr.] II-1
taaie pannenkoek botermelkskoek: Syst. Frings Met karnemelk beslagen.  butərmeͅlkskōk (Maaseik), leren lap: lēͅrəlap (Maaseik), taaie koek: teͅjə kōk (Maaseik) Taaie pannekoek, zonder gist gebakken (leere ties, leere maria?) [N 16 (1962)] III-2-3
taart crmetaart: oudst.  krēͅmtārt (Maaseik), gteau (fr.): gatō (Maaseik), Syst. Frings  gatō (Maaseik) Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)] III-2-3
taats van het staakijzer pin: pe.n (Maaseik) Het onderste, pinvormige gedeelte van het staakijzer dat draait in een pan die ingewerkt is in een op een ijzeren balk gemonteerd stalen blok. [Vds 103; Jan 141; Coe 124; Grof 147; A 42A, 24] II-3
taatspot van het staakijzer pan: pan (Maaseik), pot: pǫt (Maaseik) De in een stalen blok ingewerkte pot of pan die in watermolens dient als lager van het staakijzer. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛtaatspot van de kleine spilɛ. In de watermolen van P 51 gebruikt men een arduinsteen of kasseisteen als lager. Het woordtype kogellager (l 368, P 55) is specifiek van toepassing op een met stalen kogeltjes gevulde bus waarin het staakijzer draait.' [Vds 104; Jan 142; Coe 125; Grof 148; A 42A, 25; N O, 16g] II-3
tabakspot toebakspot: tou̯bakspoͅt (Maaseik), tōu̯bakspoͅt (Maaseik) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
tafel tafel: tōͅfəl (Maaseik, ... ), tōͅvəl (Maaseik), toͅfəl (Maaseik) de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] III-2-1
tafelmes tafelmes: tōͅfəmɛs (Maaseik), tø͂ͅfəlmɛs (Maaseik) mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)] III-2-1
tak van een geslacht familie: femi-jli-j (Maaseik), femi-jlie (Maaseik) de tak van een geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)] III-2-2