e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trommel trommel: tròmmel (Maaseik) Trommel. [Willems (1885)] III-3-2
trommeltje trommetje: trymkə (Maaseik) trommeltje [RND] III-3-2
trommelzucht opgejaagd (volt. deelw.): ǫpgǝjāxt (Maaseik), opgestijfd (volt. deelw.): opgǝstīft (Maaseik), ǫpgǝstīft (Maaseik), oplopen: ǫplǫu̯pǝ (Maaseik), opstijven: ǫpstei̯vǝ (Maaseik) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
trompet trompet: trômpöt (Maaseik) het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet] [N 112 (2006)] III-3-2
tros vruchten tros: tros (Maaseik) tros [ZND 32 (1939)] I-7
trossen poezen: pǫu̯zǝ (Maaseik) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10
trots groots: greuts (Maaseik), groets (Maaseik), gry(3)̄ts (Maaseik) groots [ZND 24 (1937)] III-1-4
trouwen trouwen: trouwe (Maaseik), trouwen (Maaseik) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 115 (2003)] III-2-2
trouwpak trouwkostuum: troͅuwkəstøͅ, (Maaseik) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trui kamizool (<fr.): ka.məzo.l (Maaseik), pullover: pylōvər (Maaseik) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3