e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaste voer- en drinkbak krib: krip (Maaseik), trog: trūx (Maaseik) De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
vastenavond vastelavond: vastənu.vənt (Maaseik), Dinsdagavond liepen de vastelaovendsgekke dansend en joelend over straat en zongen van "Sinderklaos dè hèèt gezag: we mogen doudele... den iele nach". In deze tijd is Vastelaovend onder invloed van Nederduitse voorbeelden meer kultureel geworden: kleurrijke stoeten en Bütteredner maken er een aardig spektakel van.  vastelaovend (Maaseik), Sub vasteloved: Men zegt vestenoved of festenoved (Tongeren) - vasseloved (Romershoven) - vastelaovend (Maaseik).  vastelaovend (Maaseik), vastenavond: vastenōavent (Maaseik) vastenavond [RND] || Vastenavond. [Willems (1885)] III-3-2
vat vat: vā.t (Maaseik  [(16 kg)]  ) Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.] II-3
vat, maat van 30 liter anker: (dim. énkerke).  anker (Maaseik) tonnetje (bijv. wijn; bevat ca. 45 flessen) III-4-4
vat, ton vat: vāt (Maaseik) Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.] II-12
vechten vechten: fɛxtə (Maaseik), veͅxtə (Maaseik) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || vechten [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
vechthaan vechthaan: vɛgān (Maaseik) Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
vee beesten: bīǝstǝ (Maaseik), vee: vīǝ (Maaseik) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
veearts veterinair: vetǝrnē̜r (Maaseik) [JG 1a, 1b; Vld.; monogr.] I-11
veel drinken zuipen: zūpə (Maaseik) zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)] III-2-3