26384 |
verval |
val:
va.l (L372p Maaseik),
verval:
vǝrva.l (L372p Maaseik)
|
Het verschil in hoogte tussen het bovenwater en het onderwater. Volgens Coenen (pag. 39) bedroeg het verval gewoonlijk 1,5 meter. [Vds 24; Jan 89; Coe 41; Grof 73]
II-3
|
21653 |
vervaldag |
vervaldag:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərvaldāx (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik)
|
betaaldag, jaarlijkse ~ bij de notaris [bamis?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19156 |
vervelen |
ambeteren (< fr.):
www.vandale.be: ambeteren (Belg., inf.), ergeren, vervelen, lastig vallen [sic], plagen.
ambetére (L372p Maaseik)
|
vervelen
III-1-4
|
28523 |
vervliegen |
vervliegen:
vǝrvlēgǝ (L372p Maaseik)
|
In een verkeerde korf of kast vliegen. Door verschillende factoren kunnen zowel de koningin als de werksters als de darren naar de verkeerde korf of kast vliegen. [N 63, 36b]
II-6
|
30024 |
verweerde kalk |
versteend:
vǝrstęjnt (L372p Maaseik)
|
Ongebluste kalk die langdurig aan vochtige lucht werd blootgesteld en daardoor met water en koolzuur is verzadigd. Verweerde kalk blust zeer moeilijk. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Kalk blussen'. [N 30, 29b; monogr.]
II-9
|
28479 |
verzegelen |
verzegelen:
verzegelen (L372p Maaseik)
|
Het sluiten van de cellen door de werkbijen met een dekseltje van was. Dit sluiten of verzegelen gaat onmiddellijk vooraf aan het poppestadium van de larven. [N 63, 23a; Ge 37, 71]
II-6
|
21665 |
verzetten |
omzetten:
ps. omgespeld volgens Frings.
omzeͅtə (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik)
|
Betekenis en uitspraak van het werkwoord verzetten i.v.m. koop of verkoop? A.u.b. ook de uitspraak geven. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
30026 |
verzopen kalk |
magere kalk:
māgǝrǝ kalǝk (L372p Maaseik),
verzopen kalk:
vǝrzōpǝ kalǝk (L372p Maaseik)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|
30014 |
verzopen mortel |
verzopen:
vǝrzōpǝ (L372p Maaseik)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
18277 |
vest |
gilet (fr.):
zilə (L372p Maaseik),
žilē (L372p Maaseik)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (fr. gilet) [ZND 16 (1934)]
III-1-3
|