e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wigvormig sluithout sluitpin: slūtpen (Maaseik), sluitspie: slūtspīi̯ (Maaseik) Een wigvormig stuk hout dat men door een metalen ring op de deurstijl steekt en dat aldus de deur tegen de deurstijl sluit. [N 4A, 46] I-6
wijde regenmantel zonder mouwen caban (fr.): ka.bóͅ (Maaseik) regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)] III-1-3
wijden wijden: wijə (Maaseik) Wijden. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
wijn wijn: wééjn (Maaseik) wijn [RND] III-2-3
wijsvinger wijsvinger: weəsfeŋər (Maaseik) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1
wild brul: brøl (Maaseik), dekrijp: dękrei̯p (Maaseik) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17] I-11
wilde eend broekeend: zie na voor broek—  brokēͅnj (Maaseik), eend: eenj (Maaseik), einj (Maaseik), ēͅn (Maaseik), wilde eend: welj ēͅnj (Maaseik) eend [ZND 01 (1922)] || eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)] III-4-1
wilde gans gans: gaus (Maaseik), algemeen  gau̯s (Maaseik) gans || gans: grauwe gans (± 80 net een tamme gans zonder wit; oranje bek; roep gelijk tamme gans [N 09 (1961)] III-4-1
wilde koe wilde koe: welj [koe] (Maaseik), wilde vaars: welj vęrs (Maaseik) Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.] I-11
wilde roos (hondsroos, enz.) hondsroos: verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok  honsroes (Maaseik), wilde roos: verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok  wilj roës (Maaseik) egelantier [ZND 01 (1922)] III-4-3