e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekkettingen achterhaamkettingen: axtǝr(h)āmkęteŋ (Maaseik), kettingen: kęteŋ (Maaseik) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekspijp boksenpijp: boksəpīp (Maaseik) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenband: bookseband (Maaseik), boksenriem: boksərēm (Maaseik) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] III-1-3
broeksriem? riem: rēm (Maaseik) riem [ZND A2 (1940sq)] III-1-3
broekzak achter achtermaal: a.xtərmāl (Maaseik) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij boksenmaal: boksəmāl (Maaseik) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  braor (Maaseik), broor (Maaseik), bróór (Maaseik) broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] III-2-2
brokkelhoef brokkelige poten: brǫkǝlegǝ pyǝt (Maaseik) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
brompot grommelaar: grömmeleir (Maaseik), grommelpot: grŭməlpot (Maaseik) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bromtol dop: doͅp (Maaseik) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [Lk 03 (1953)] III-3-2