e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broodkorst kant: %%meervoud%%  kɛnj (Maaseik) De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.] II-1
broodmes broodmes: brutmɛs (Maaseik, ... ) mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodoven bakhuis: bakhūs (Maaseik), broodoven: brūtūvǝ (Maaseik), oven: ō.vǝ (Maaseik), ū.vǝ (Maaseik), ūvǝn (Maaseik) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1
broodpap botermelkspap: Syst. Frings  butərmeͅlkspap (Maaseik), broodpap: brūtpap (Maaseik) Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] III-2-3
broodpop nieuwjaartje, een -: nøi̯jo.rkə (Maaseik) Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)] III-2-3
broodslot slot: slut (Maaseik) De plaats waarde uiteinden van de opgerolde deegplak over elkaar vallen. [N 29, 56; monogr.] II-1
brouwen brouwen: brouwen (Maaseik), brǫwǝ (Maaseik), brǫwǝ(n) (Maaseik) Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.] II-2
brouwer brouwer: browǝr (Maaseik), brǫwǝr (Maaseik) De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.] II-2
brouwerij brouwerij: brouwerij (Maaseik), brǫwǝri (Maaseik) De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.] II-2
brug brug: bryk (Maaseik), brük (Maaseik), bręk (Maaseik), brək (Maaseik, ... ), molenbrugje: mø̄.lǝbrø̜qskǝ (Maaseik) brug [RND], [ZND 01 (1922)] || Brug over de beek om de sluizen te kunnen bedienen of te herstellen. Zie ook afb. 70. [Vds 58; Jan 56; Coe 36; Grof 68] || een houten brug [ZND 22 (1936)] II-3, III-3-1