e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dam dam: dam (Maaseik), dijk: dêjik (Maaseik) Hoe noemt men in uw dialect een dijkje dat men in een beek maakt om het water op de houden? [ZND 48 (1954)] III-3-1
damesblouse bloes: blūs (Maaseik), jakje: jeͅkskə (Maaseik) damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)] III-1-3
dameshoed? hoed: hōt (Maaseik) dameshoed [N 25 (1964)] III-1-3
dameskous? hoos: hoeëze (Maaseik), kous: kouse (Maaseik), vrouwluihoos: vrouwlujhoeze (Maaseik), vrouwluikous: vrouwlujkouse (Maaseik) Vrouwenkousen [kousen, hosen] [N 114 (2002)] III-1-3
dameslaars botje: bŏtšəs (Maaseik) vrouwenlaars [stevelet] [N 24 (1964)] III-1-3
damesmantel jas: jas (Maaseik, ... ), mantel: mantel - mentel (Maaseik) damesmantel; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || damesmantel; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || mantel (enkelvoud - meervoud) [ZND m] III-1-3
damesonderbroek vrouwenonderboks: vrouwenòngerbòks (Maaseik), vrouwluiboks: vrouwliejboks (Maaseik), vrouwlujbòks (Maaseik) Onderbroek voor vrouwen. [DC 62 (1987)] || Vrouwenonderbroek [ook: slipje?] [N 114 (2002)] III-1-3
dampen dampen: dampə (Maaseik) dampen, wasemen [ZND 33 (1940)] III-2-1
dansen dansen: da.nsə (Maaseik) dansen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
dar dar: dar (Maaseik), dreen: drin (Maaseik) Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.] II-6