e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
durfal moedige, een -: `t is eine meugdige kierel (Maaseik) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
durven durven: deurve (Maaseik), durve (Maaseik), därve (Maaseik), hai hait det neet dairven doon (Maaseik) durven [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)], [ZND m] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)] III-1-4
duur duur: deur (Maaseik), dør (Maaseik, ... ), døər (Maaseik) duur [ZND A2 (1940sq)] || duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)], [ZND m] III-3-1
duwen duwen: douwe (Maaseik), duwə (Maaseik) duwen [RND], [ZND 01 (1922)] III-1-2
duwer van de aanaardhandploeg staart: start (Maaseik) Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c] I-5
dwarsbalk van de hooihark kop: kǫp (Maaseik) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbalkjes, egscheien balkjes: bɛlǝkskǝs (Maaseik), scheien: šę.i̯ǝ (Maaseik) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsdrijven altijd tegenstreven: altied téngestrêven (Maaseik), dwarsdrijven: dwiersdrijvë (Maaseik), dwīərsdrijvə (Maaseik), een weers-nak zijn: `t is eine weersnak (Maaseik), strever: `t is eine strêver (Maaseik, ... ) dwarsdrijven [ZND 01 (1922)] || Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)] III-1-4
dwarsdrijver dwars-nak: dwiêrsnak (Maaseik), dwarsdrijver: wāət nən dwīərsdrijvər (Maaseik), Meer gebruikelijk: dwierskop.  dwiérsdrijver (Maaseik), dwarskop: dwierskop (Maaseik), dwiêrskop (Maaseik), wāət nən dwīərskop (Maaseik), strever: waat ene strèver (Maaseik), wars-nak: waat ene weersnak (Maaseik) dwarsdrijver [ZND 01 (1922)] || Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)] III-1-4
dweil dweil: dweil (Maaseik), huisdoek: hoei̯sdoek (Maaseik), hòu̯sdook (Maaseik), ou̯zdook (Maaseik) Hoe heet de doek uit grof linnen waarmee vocht van de vloer wordt opgenomen ? [ZND 48 (1954)] III-2-1