33605 |
enten |
enten:
ente (L372p Maaseik),
inten (L372p Maaseik),
griffelen:
griffele (L372p Maaseik),
griffelen (L372p Maaseik),
gruffelen:
grøfələ (L372p Maaseik)
|
[RND 08] [ZND 01 (1922)] [ZND 34 (1940)]
I-7
|
28827 |
entre-deux |
entre-deux:
entre-deux (L372p Maaseik)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
amvelop (L372p Maaseik),
omslag:
oemslaag (L372p Maaseik)
|
een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
besmettelijke ziekte:
besmetteleke zeekde (L372p Maaseik),
besmetteleke zeekte (L372p Maaseik),
ziekte die besmettelijk is:
die zeekte is besmèttelijk (L372p Maaseik),
dij zeekte is besmèttelijk (L372p Maaseik),
ziekte die regeert:
zeekde di-j regeert (L372p Maaseik)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33610 |
erf |
erf:
ɛrəf (L372p Maaseik),
geleg:
gəlēͅi̯x (L372p Maaseik),
goed:
gōt (L372p Maaseik),
hof:
hōf (L372p Maaseik),
hūf (L372p Maaseik),
koer:
kø̄r (L372p Maaseik)
|
I-7
|
33641 |
erf en omliggende landerijen |
boerderij:
bōrdǝrii̯ (L372p Maaseik)
|
De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23]
I-8
|
18837 |
ernstig |
gemeend:
’t is gemeind (L372p Maaseik),
menens:
meinens (L372p Maaseik),
meines (L372p Maaseik),
tes mɛines (L372p Maaseik),
serieus:
’t is serieus (L372p Maaseik),
voor goed gemeend:
vuur good gemeind (L372p Maaseik)
|
het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
erte (mv.) (L372p Maaseik),
ērt (L372p Maaseik),
ɛrt (L372p Maaseik)
|
erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
24529 |
es |
es:
eͅs (L372p Maaseik)
|
es (boom) [ZND m]
III-4-3
|
24729 |
esdoorn |
es:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
es (L372p Maaseik),
esdoorn:
?
esdoorn (L372p Maaseik),
essenboom:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
eisebaum (L372p Maaseik),
sleendoorn:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
sleendeur (L372p Maaseik)
|
es, esdoorn [ZND 34 (1940)] || gewone esdoorn [DC 69 (1994)]
III-4-3
|