20855 |
eten (ww.) |
eten:
āete (L372p Maaseik),
īətə (L372p Maaseik),
ête (L372p Maaseik)
|
eten [Willems (1885)], [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
19519 |
etensketeltje |
pannetje:
pɛnkə (L372p Maaseik),
pɛnəkə (L372p Maaseik)
|
tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20719 |
etensresten |
overschot:
uverschoot (L372p Maaseik),
yvəršūt (L372p Maaseik),
Syst. Frings
yvəršut (L372p Maaseik)
|
Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)] || hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
18047 |
etter |
materie:
matérie (L372p Maaseik),
mətēri (L372p Maaseik)
|
etter [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|
28573 |
europees vuilbroed |
vuilbroed:
vūlbrōt (L372p Maaseik)
|
Zuurbroed. Ziekte veroorzaakt door bacillen. Deze ziekte tast het open broed aan. De meeste larven sterven er aan nog voordat zij het popstadium bereikt hebben. [N 63, 27]
II-6
|
24143 |
europese kanarie |
chineesje:
Frings, omgesp.
šinēskə (L372p Maaseik)
|
kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
dobbel warshout:
dǫbǝl [warshout] (L372p Maaseik),
dobbele schei:
dǫbǝl šɛi̯ (L372p Maaseik),
dubbel warshout:
dø̜bǝl [warshout] (L372p Maaseik)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
32978 |
evene |
evie:
hē.vi (L372p Maaseik),
ē.vi (L372p Maaseik)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|
20172 |
familie |
familie:
femi-jli-j (L372p Maaseik),
femi-jlie (L372p Maaseik),
fəmīēlĭĕ (L372p Maaseik)
|
het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 115 (2003)] || verwant; wij zijn niet verwant [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
22664 |
fanfare |
fanfare:
famfaar (L372p Maaseik)
|
een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek] [N 112 (2006)]
III-3-2
|