26287 |
geluid maken, gezegd van de kammen |
rammelen:
ramǝlǝ (L372p Maaseik)
|
Het geluid van de kammen van het aswiel bij het malen. Afhankelijk van het al dan niet goed functioneren van het gangwerk hoort men een aangenaam of een onaangenaam geluid. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer de kammen niet op de juiste steek zijn gezet. [N O, 11p; Vds 95; Jan 114; Coe 89; Grof 112]
II-3
|
25188 |
geluid van naderend onweer |
hommelen:
hómmele (L372p Maaseik)
|
rommelen van de donder
III-4-4
|
17710 |
geluidloos een wind laten |
ene op de sokken laten (gaan):
einen op z`n zokke (L372p Maaseik)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
19099 |
geluk |
geluk:
gelèk (L372p Maaseik),
gələk (L372p Maaseik),
ə gəløk (L372p Maaseik)
|
een geluk [ZND A1 (1940sq)] || Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
geluksvogel:
geluksvogel (L372p Maaseik),
gelukzak:
gelukzak (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
ook ZND 23, 076
gemaak (L372p Maaseik),
gemake (L372p Maaseik),
gəmaəkə (L372p Maaseik)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gemekkelek (L372p Maaseik),
gemêkkəlik (L372p Maaseik),
gəmekələk (L372p Maaseik),
gəmīəkələk (L372p Maaseik)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
25527 |
gemalen en gezuiverd graan |
bakmeel:
bakmē̜l (L372p Maaseik),
meel:
mē̜l (L372p Maaseik)
|
Omdat de vraagstelling niet helemaal duidelijk was, kwamen er bij de antwoorden op de vraag naar de naam voor "gemalen en gezuiverd graan" zowel meel- als bloem-opgaven voor. Meel bestaat uit het inwendige van de tarwe- of roggekorrel plus de zemel, dus het is de geheel vermalen korrel, terwijl de bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern (Schoep blz. 12). Vroeger werd de gehele korrel vermalen tot meel. Daarna werd het meel gezeefd, waarbij een groot deel der zemelen achterbleef op de zeef. Het gezeefde product was dan de bloem, die echter nog heel wat zemeldelen bevatte (Schoep blz. 13). De voor dit lemma opgegeven bloem-varianten zijn verplaatst naar het lemma ''bloem''. [N 29, 14b; N 29, 15c; N 16, 80]
II-1
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondsgek:
vastelaovesgek (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
Sub vastelaovend.
vastelaovendsgek (L372p Maaseik),
vastenavondgek:
vastenovendgek (L372p Maaseik)
|
[Carnavalsvierder]. || Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)] || Maskeraad (gemaskerd persoon). [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
gəmein (L372p Maaseik),
ook materiaal znd 23, 79
gemein (L372p Maaseik),
gəmēͅjn (L372p Maaseik)
|
gemeen [ZND A2 (1940sq)] || gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|