21508 |
grove stem |
grove stem:
een groav stèm (L372p Maaseik),
⁄n grōͅf stəm (L372p Maaseik),
zware stem:
⁄n zwōͅr stəm (L372p Maaseik)
|
grove stem [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33226 |
grove zeef, voor consumptieaardappelen |
grove/grof zeef:
gruf zif (L372p Maaseik)
|
De meest grove of bovenste zeef; hierdoor worden de grootste aardappelen afgezonderd van de rest. Deze dienen voor de consumptie. Omschrijvende antwoorden als "grote zeef" zijn hier niet opgenomen. In Belgisch Limburg is zeef onzijdig en moet men voor grove zeef wel grof zeef lezen. [N 12, 34a]
I-5
|
24166 |
grutto |
grutto:
grøto (L372p Maaseik)
|
grutto (41 lange rechte bek en poten; wit in de vleugel; luidruchtig; algemeen in weiland; roep onder de pronkvlucht hoog in de lucht [grrieto, grrieto] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32626 |
guano |
vogelmest:
vūgǝl[mest] (L372p Maaseik)
|
Guano is een poedervormige meststof, vervaardigd van uitwerpselen, veren en kadaverresten van zeevogels, waarvan zich in de loop van de tijd dikke lagen hebben gevormd op onbewoonde eilanden en klippen met name aan de westkust van Zuid-Amerika (Peru, Chili). Blijkens een aantal opgaven werd guano beschouwd als de oudste of eerst bekende kunstmest of was hij de voorloper daarvan, die vooral vóór de eerste W.O. gebruikt werd. Toen de echte kunstmest zijn intrede had gedaan, werd deze aanvankelijk nog vaak guano genoemd. Met guano, die voornamelijk werd aangewend om pootaardappelen te bemesten, ging men zuinig om: met een oude eetlepel of iets dergelijks werd in ieder pootgat een kleine hoeveelheid van deze meststof op of bij de aardappel gelegd. Volgens de meeste opgaven was guano een stikstofhoudende meststof, volgens enkele andere bevatte hij ook kali en fosforzuur, terwijl hij eenmaal met thomasslakken wordt vergeleken of als zwarte meststof wordt omschreven. Mogelijk werd deze originele vogelmest in het begin van de kunstmestperiode synthetisch nagemaakt en als guano of onder een daarop gelijkende handelsnaam in de handel gebracht. [N P, 8; N 11A, 62a]
I-1
|
19103 |
guit, schalk |
deugniet:
deugeneet (L372p Maaseik),
kapoen:
ook materiaal znd 24, 35
kapoon (L372p Maaseik),
rakker:
rakker (L372p Maaseik),
snaak:
snāək (L372p Maaseik),
vlegel:
ook materiaal znd 24, 35
vlegel (L372p Maaseik)
|
guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
geulje (L372p Maaseik),
guilje (L372p Maaseik),
gulje (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
géulje (L372p Maaseik),
gøͅlə (L372p Maaseik),
ənə gølə (L372p Maaseik),
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de $ staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de $ omgespeld.
əvə gøͅ^ljə (L372p Maaseik),
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje vóór de \\ heb ik geïnterpreteerd als een "glottishslag"(¿).
əvə gø͂ͅlʔə (L372p Maaseik)
|
een gulden [ZND A1 (1940sq)] || gulden [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23267 |
gulden mis |
gulden mis:
de gulje mes (L372p Maaseik),
de gulje mēs (L372p Maaseik),
guilje més (L372p Maaseik)
|
Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
18541 |
gulp van een broek |
gerei:
grēͅj (L372p Maaseik)
|
gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19075 |
gunnen |
afspannen:
ps. omgespeld volgens Frings.
āfspanə (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
gunnen:
gunne (L372p Maaseik),
gunnen (L372p Maaseik),
met een verkortingsteken op de ij
gijnə (L372p Maaseik),
met een verkortingsteken op de y
gy(3)nə (L372p Maaseik)
|
Ge moet hem dat geluk gunnen [ZND 24 (1937)] || Ik zal u ook iets gunnen [ZND 24 (1937)] || ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)]
III-1-4, III-3-1
|
25142 |
guur, kil en schraal weer |
killig (weer):
keljig (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
koel (weer):
keul (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
zuur (weer):
zōr wēͅr (L372p Maaseik),
zuur weer.
zōr wēͅr (L372p Maaseik)
|
huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || kil [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|