26734 |
heizode |
schad:
(mv)
šadǝ (L372p Maaseik)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
barrier:
brēr (L372p Maaseik)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
29323 |
hekel |
hekel:
ēkǝl (L372p Maaseik)
|
Plank met rechtop staande pinnen waar het vlas doorheen wordt getrokken. [L 1, a-m; L 26, 30; monogr.]
I-5
|
33370 |
hekwerk van stalpalen |
reep:
rɛi̯p (L372p Maaseik)
|
Het geheel van de stalpalen, de koedrempel en de bovenste kribbeboom, dat de koeienstand van de krib en de voergang scheidt. Omdat het een hekwerk is en omdat er vóór ook wel hooi voor de koeien geworpen wordt, kunnen de benamingen overeenkomen met die voor een ruif. [N 5A, 38; N 4, 60; A 44, 21h]
I-6
|
25061 |
helemaal, geheel en al |
aallijk:
alik (L372p Maaseik)
|
helemaal, geheel en al
III-4-4
|
18998 |
helpen |
helpen:
heͅləpə (L372p Maaseik)
|
helpen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
dən i.əməl (L372p Maaseik),
ēmel (L372p Maaseik),
ēməl (L372p Maaseik),
hēməl (L372p Maaseik)
|
hemel [RND] || Hemel. [ZND 01 (1922)], [ZND A1 (1940sq)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
brok:
brok (L372p Maaseik)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
22746 |
hengel: angel |
angel:
an(g)el (L372p Maaseik)
|
Hengel. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
19511 |
hengsel |
hengel:
eŋəl (L372p Maaseik),
ɛŋəl (L372p Maaseik)
|
hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|