e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krekel krekel: krekel (Maaseik), krêkel (Maaseik) krekel [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
krentenbaard baardziekte: baardzeekde (Maaseik, ... ), baardzeekte (Maaseik) Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 107 (2001)] III-1-2
krentenbol brilletje: = krentenbol in de vorm van een 8.  brelkə (Maaseik), brioche (fr.): Syst. Frings  brijoͅš (Maaseik), krentenweg: kreͅntəwek (Maaseik) Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)] || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] III-2-3
krentenbrood krentenbrood: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  krentebroed (Maaseik), krijntebroed (Maaseik), krentenbroodje: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  krentebreutche (Maaseik), krentebruudeke (Maaseik), krentenmik: kreͅntəmek (Maaseik), krentenweg: krenta wēk (Maaseik), krentenweggetje: Syst. Frings  krēͅntəweͅkskə (Maaseik) brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || krentenbrood [ZND 28 (1938)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)] III-2-3
kreukel fronsel: frònsjel (Maaseik), kreukel: kreukel (Maaseik), valse plooi: valse ploeij (Maaseik), valse ploej (Maaseik), verfromseld (volt. deelw.): hiel verfrumseld (Maaseik) Kreukel. Ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, fronsel, valse plooi, kneuker, freutel] [N 114 (2002)] III-1-3
kreukelen rimpselen: t klijd rumselt (Maaseik) Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)] III-1-3
kreunen kermen: kerme (Maaseik), kreunen: kreune (Maaseik) kreunen [ZND 01 (1922)] III-1-4
kreunen van de pijn kermen: kerme (Maaseik), kreunen: kreune (Maaseik), kreunt (Maaseik), schreeuwen: schrief (Maaseik), schrieft (Maaseik) hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)] || kreunen [ZND 01 (1922)] III-1-2
kreupel zijn mank: maŋk (Maaseik) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kribbebijter kribbebijter: krøbǝbei̯.tǝr (Maaseik) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9