18699 |
losse manchet |
losse manchet:
losə monšeͅtə (L372p Maaseik)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33395 |
losse voerbak in de varkenswei |
trog:
[trog] (L372p Maaseik)
|
Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b]
I-6
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
koeketel:
kōu̯kitǝl (L372p Maaseik),
trog:
trux (L372p Maaseik)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
18317 |
losse zak onder de rok |
fortunates ?beurs:
fortynātəs bø͂ͅrs (L372p Maaseik)
|
tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22998 |
lot(je) van de loterij |
lot:
lôt (L372p Maaseik),
lotje:
leuëtshe (L372p Maaseik)
|
Lot. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22400 |
loten |
loten:
loeëte(n) (L372p Maaseik),
lôte (L372p Maaseik)
|
het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren] [N 112 (2006)] || Loten. [Willems (1885)]
III-3-2
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
loͅxpeəp (L372p Maaseik)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25217 |
luchtx |
lucht:
locht (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
lox (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
ps. omgespeld volgens Frings.
loͅxt (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
zwegeltje:
zwegelke (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik,
L372p Maaseik),
zwēgəlkə (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik,
L372p Maaseik)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
gauw moede:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
hij is gauw meeg (L372p Maaseik),
lui:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
lui (L372p Maaseik),
luij (L372p Maaseik),
vuil:
vóul (L372p Maaseik)
|
lui || lui, traag [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|