e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opper grote opper: grōtǝ ǫpǝr (Maaseik), huist: ū.s (Maaseik) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
opperhuid vel: veͅəl (Maaseik) opperhuid [N 10 (1961)] III-1-1
oppoken rakelen: rǭkǝlǝ (Maaseik) Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.] II-1
oprispen opstoten: oͅpstuətə (Maaseik) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
opscheppen veel - hebben: völ vel höbbe (Maaseik) opscheppen III-1-4
opschepper felmuil: velmóul (Maaseik) opschepper III-1-4
opschuiven opschuiven: opsju.jve (Maaseik), opsjujve (Maaseik), opsjujve(n) (Maaseik) Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)] III-1-2
opslagplaats voor brood magazijn: magǝzęjn (Maaseik), zolder: zøldǝr (Maaseik) Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e] II-1
opslagplaats voor deeg deegkamer: dęjxkāmǝr (Maaseik) [N 29, 105e] II-1
opspie caleren: kalē.rǝ (Maaseik) De naaf van het molenrad met wiggen op de molenboom vastzetten. [Vds 66; Jan 72; Coe 60] II-3