e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peilmerk peil: pęjl (Maaseik), steigernagel: stęjgǝrnāgǝl (Maaseik) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3
pek pek: pɛk (Maaseik), teer: tar (Maaseik) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10
pekdraad pekdraad: pɛkdrǫwt (Maaseik), pikdraad: pikdrǭt (Maaseik) De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39] II-10
pekel pekel: pēkǝl (Maaseik) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1
pekelkuip tijn: tęjn (Maaseik) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
penis lul: Plat.  lul (Maaseik), pisser: pisser (Maaseik), pissertje: pisserke (Maaseik) [N 10c (1995)] III-1-1
penis van de stier schacht: šax (Maaseik) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
pennenhouder pennenschacht: penneschach (Maaseik), penneschacht (Maaseik), pennenstok: pennestek (Maaseik), pennestik (Maaseik) pennenhouder [ZND 40 (1942)] III-3-1
penwortel van een den peelwortel: pēlwortǝl (Maaseik) De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b] I-8
periode van de ijsheiligen ijsheiligen: i-jsheilige(n) (Maaseik) de periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn [N 112 (2006)] III-3-2