21102 |
bijten |
bijten:
1a-m
bieten (L372p Maaseik),
bijtə (L372p Maaseik),
byte (L372p Maaseik),
1a-m met v-tje op de y
byte (L372p Maaseik)
|
bijten [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
22705 |
bikkel(s) |
bikkel:
bigkel (L372p Maaseik),
/
biggels (L372p Maaseik),
bikkels (L372p Maaseik),
kootje:
k"tsjəs (L372p Maaseik)
|
/ [SND (2006)] || biggels [SND (2006)] || Bikkel, kootje (eigenl. wervel) van metaal. || De beentjes. [N R (1968)]
III-3-2
|
22704 |
bikkelen |
bikkelen:
begələ (L372p Maaseik),
Met bal en kootje.
bigkele (L372p Maaseik),
kaatsen:
Kaatsen, kaatste, heb gekaatst, (kaadsde, gekaadzd, op zijn Limb.). Geh. Maaseyck (t Daghet in den Oosten VII, 66)
kaatsen (L372p Maaseik)
|
Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)] || Keutsen, biggelen, fr. jouer aux osselets. || Kinderspel.
III-3-2
|
22713 |
bikkelen: bikkelspel |
kootjesspel:
#NAME?
k"tsjəspeͅl (L372p Maaseik)
|
Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)]
III-3-2
|
17652 |
bil |
bats:
bats (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik,
L372p Maaseik,
L372p Maaseik,
L372p Maaseik,
L372p Maaseik),
bil:
bel (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik,
L372p Maaseik),
bil (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik,
L372p Maaseik,
L372p Maaseik,
L372p Maaseik,
L372p Maaseik)
|
bil (niet de dij, maar het achterdeel) [N 10b (1961)] || Een bil (bats, bil) [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9, III-1-1
|
21641 |
biljet van duizend frank |
blauw briefje:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə blāu̯ brēfkə (L372p Maaseik),
blauwe, een ~:
ps. omgespeld volgens Frings.
əvə blau̯wə (L372p Maaseik),
briefje van duizend:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə brēfkə van dou̯zərt (L372p Maaseik),
ə brēfkə van dōuzənt (L372p Maaseik),
briefje van duizend frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə brēfkə van dou̯zərt fraŋ (L372p Maaseik)
|
1000 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21623 |
biljet van honderd frank |
briefje van honderd:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə brēfkə van hōndərt (L372p Maaseik),
ə brēfkə van ondərt (L372p Maaseik),
briefje van honderd frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə brēfkə van hōndərt fraŋ (L372p Maaseik),
ə brēfkə van ondərt fraŋ (L372p Maaseik)
|
100 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21620 |
biljet van twintig frank |
briefje van twintig:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə brēfkə van twentəx (L372p Maaseik),
ə brēfkə van twøntex (L372p Maaseik),
briefje van twintig frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə brēfkə van twentəx fraŋ (L372p Maaseik),
ə brēfkə van twøntex fraŋ (L372p Maaseik)
|
20 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21640 |
biljet van vijfhonderd frank |
briefje van vijfhonderd:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə brēfkə van vei̯vondərt (L372p Maaseik),
ə brēfkə van vēi̯vondərt (L372p Maaseik),
briefje van vijfhonderd frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə brēfkə van vei̯vondərt fraŋ (L372p Maaseik),
ə brēfkə van vēi̯vondərt fraŋ (L372p Maaseik)
|
500 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21639 |
biljet van vijftig frank |
briefje van vijftig:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə brēfkə van fei̯ftəx (L372p Maaseik),
ə brēfkə van fēi̯ftex (L372p Maaseik),
briefje van vijftig frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə brēfkə van fei̯ftəx fraŋ (L372p Maaseik),
ə brēfkə van fēi̯ftex fraŋ (L372p Maaseik)
|
50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|