e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bron bron: broen (Maaseik), brun (Maaseik), brø̜n (Maaseik), spring: spreŋk (Maaseik), sprong: spruik (Maaseik), sprunk (Maaseik) bron [ZND 01 (1922)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8, III-4-4
bronstig breustig: brȳǝstex (Maaseik), briestig: brī.stex (Maaseik) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig op andere koeien springen willig (zijn): weljex zēn (Maaseik) [N 3A, 9b] I-11
bronstig, van merries hengstig: heŋstex (Maaseik), steeg (stadig): stēx (Maaseik), tochtig: textex (Maaseik) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
brood brood: broad (Maaseik), broed (Maaseik, ... ), brūət (Maaseik), brôêt (Maaseik) (brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood [RND] || brood dat niet opgegaan is (brood) [ZND 33 (1940)] III-2-3
brood netten nat maken: nāt mākǝ (Maaseik), pappen: papǝ (Maaseik) Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.] II-1
brood uit de oven halen uithalen: ūthūlǝ (Maaseik), uitschieten: ūtsxētǝ (Maaseik), uittrekken: ūttrękǝ (Maaseik) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1
brood uit het blik of van de plaat halen uit de pan halen: ūt dǝ pan hūlǝ (Maaseik) Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52] II-1
broodje brioche (fr.): #NAME?  brioš (Maaseik), brusselse pistolee: Syst. Frings Brusselse: rond wit broodje met harde korst.  brøsəlsə pestoͅlēs (Maaseik), helle pistolee: Syst. Frings  hɛlə pestoͅlē (Maaseik), kadetje: kadeͅtšə (Maaseik), pistolet: Syst. Frings Zowel sandwich als brusselse pistolees.  pestoͅlēs (Maaseik) Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] III-2-3
broodkar broodkar: brutkar (Maaseik) Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.] II-1