32581 |
mestspade, mestmes |
mestschup:
[mest]šø̜p (Q009p Maasmechelen),
meststeker:
[mest]stēkǝr (Q009p Maasmechelen)
|
Het voorwerp waarmee men het in het vorige lemma bedoelde werk verrichtte. Dit gereedschap werd ook wel gebruikt voor het afsteken van ingekuild veevoeder of geperst hooi. Van de onderstaande termen zijn er vele niet specifiek voor de meststeker: zij noemen een bepaald soort gerei dat ook voor ander werk te gebruiken is. Voor de varianten van mest zij verwezen naar het lemma (stal)mest. [N 18, 15 + 21d; N 5A, 50b; N 11A, 12; monogr.]
I-1
|
34364 |
mestvarken |
mastvarken:
masfɛ.rkǝ (Q009p Maasmechelen)
|
Een varken dat gehouden worden om vet te mesten. [JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49e; N C, add.; N 19, Q 111 add.; N 19, Q 204a add.; monogr.]
I-12
|
33878 |
met de benen zwaaien en bewegen tijdens het werpen |
zwaaien:
zwęi̯ǝ (Q009p Maasmechelen)
|
[N 8, 53]
I-9
|
34453 |
met de horens stoten, gezegd van de bok |
boksen:
boksǝ (Q009p Maasmechelen),
buksǝ (Q009p Maasmechelen),
stoten:
stou̯tǝ (Q009p Maasmechelen)
|
[N 19, 75]
I-12
|
34625 |
met de kar achteruit rijden |
achteruit zetten:
axtǝrut ˲zętǝ (Q009p Maasmechelen)
|
Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99]
I-13
|
33863 |
met de poten dicht bijeen staan |
(het heeft) geitebenen:
(het heeft) geitebenen (Q009p Maasmechelen),
(te) eng staan:
ęŋ stōn (Q009p Maasmechelen)
|
[N 8, 78a en 78b]
I-9
|
25389 |
met de poten roeren |
broeien:
brø̄jǝ (Q009p Maasmechelen)
|
Met de poten in het water bewegen om zo de haren beter te kunnen weken. [N 28, 22; monogr.]
II-1
|
33862 |
met de poten te ver uit elkaar staan |
uiteen staan:
uiteen staan (Q009p Maasmechelen)
|
[N 8, 78b]
I-9
|
33855 |
met de voorpoten harkend over de grond krabben |
krabben:
krabǝ (Q009p Maasmechelen)
|
Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74]
I-9
|
33999 |
met de zweep slaan of geluid geven |
klatsen:
klatsǝ (Q009p Maasmechelen)
|
Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.]
I-10
|