33251 |
bietenkopper |
krotensnijder:
krōtǝšnii̯ǝr (Q009p Maasmechelen),
krotensteker:
krōtǝstēkǝr (Q009p Maasmechelen)
|
Schoffelvormig stuk gereedschap gebruikt om loof van bieten af te steken, soms als deze nog in de grond staan, soms ook als ze al gerooid zijn. In de volgende plaatsen wordt opgemerkt dat voor dit afsteken de schup of de spade wordt gebruikt: L 163, 163a, 164, 165, 215, 266, 324, 329, 371a, 383, 416, 429a, Q 14, 94b, 101, 111 en 198b. Als er sprake is van een kapmes is de opgave in het lemma Bietenkapmes ondergebracht. [N 18, 54; monogr.; add. uit N 12, 47]
I-5
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
krotenbladeren:
krōtǝblāi̯ǝr (Q009p Maasmechelen),
krotenkoppen:
krōtǝkęp (Q009p Maasmechelen),
krotenloof:
krōtǝlǫu̯f (Q009p Maasmechelen)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
33254 |
bietenmolen |
krotenmachine:
krōtǝmǝsxin (Q009p Maasmechelen),
krotensnijder:
krōtǝsnii̯ǝr (Q009p Maasmechelen)
|
Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d]
I-5
|
33243 |
bietenplantjes |
plantjes:
plęntšǝs (Q009p Maasmechelen)
|
Bietenplantjes als ze pas opgekomen zijn en uitgedund moeten worden. [N 12, 44; monogr.]
I-5
|
33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
aftrekken:
āftrękǝ (Q009p Maasmechelen),
uitdunnen:
utdønǝ (Q009p Maasmechelen)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|
33247 |
bietenriek |
krotenriek:
krōtǝrēk (Q009p Maasmechelen)
|
Riek om bieten mee te verplaatsen. Doorgaans met minder tanden dan de aardappelriek, maar wel met bolletjes aan de uiteinden van de tanden om de bieten niet te beschadigen. Bij krotengaffel, achter in het lemma, wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat het stuk gereedschap 8 tot 10 tanden heeft. Vergelijk ook de toelichtingen bij de lemmaɛs Aardappelriek en Bietenkopper. [N 18, 25a, 25b en 64; JG 1d; A 28, 3; monogr.]
I-5
|
33248 |
bietenrooier |
krotengaffel:
krōtǝgafǝl (Q009p Maasmechelen),
krotensteker:
krōtǝstēkǝr (Q009p Maasmechelen)
|
Het stuk gereedschap dat werd gebruikt bij het uittrekken van de bietenknollen, voordat dit werk gemechaniseerd werd. Het is een ronde gaffel met een korte steel. Men steekt de gaffel naast de biet in de grond, drukt deze met de rechterhand omlaag en trekt tegelijk met linker de knol aan het loof omhoog. Bij mesthaak: in L 216 voegt men aan de opgave toe: "men gebruikte er de tweetandige mesthaak voor". [N 18, 33; monogr.]
I-5
|
33255 |
bietensnijbak |
snijbak:
snɛi̯bak (Q009p Maasmechelen)
|
Voordat er bietenmolens op de boerderij kwamen werden de bieten kleingesneden met een lang mes boven een bak. In dit lemma staan de benamingen voor die bak bijeen. Vergelijk ook het lemma Strosnijbak, in afl. I.4. In L 159a wordt dat mes het mangelmes genoemd; in Q 18: een es. Hutsel, in hutselkist: hutsel is in het plaatselijke dialect een stuk biet. Bij tobbe wordt aangetekend dat de bak lijkt op een waston. [N 5A, 34d]
I-5
|
33245 |
bietenveld |
reubenland:
rø̄bǝlant (Q009p Maasmechelen),
stuk groen:
støk grȳn (Q009p Maasmechelen),
støk grø̄n (Q009p Maasmechelen),
stęk grø̄n (Q009p Maasmechelen)
|
Met bieten of rapen bezaaid stuk land. [L 41, 2; monogr.]
I-5
|
32333 |
biezen of lissen aanbrengen |
de bodem naspikken:
dǝ bōjǝm nǭspekǝ (Q009p Maasmechelen),
spikken:
spekǝ (Q009p Maasmechelen)
|
Tijdens het vervaardigen van een vat met behulp van een stopmes biezen of lissen aanbrengen tussen de bodemplanken en tussen kroos en bodem. Wanneer er tijdens het gebruik van de vaten en kuipen lekkages ontstaan tussen kroos en bodem, worden eerst de banden losgeslagen. Vervolgens worden de duigen met behulp van het biesijzer naar buiten gebogen, waarna met het stopmes nieuwe biezen en lissen tussen kroos en bodem kunnen worden aangebracht. Zie ook de lemmata ɛstopmesɛ en ɛbiesijzerɛ.' [N E, 39a]
II-12
|