33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
schede:
šęi̯ (Q009p Maasmechelen)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
28823 |
valencienneskant |
valenciennes:
valenciennes (Q009p Maasmechelen)
|
Katoenen of linnen kant in tulebinding. Bobbinetgoed (Bonthond s.v. ø̄Valenciennekantø̄). [N 62, 81b]
II-7
|
29107 |
valse plooi |
kreuk:
krø̄k (Q009p Maasmechelen),
kronkel:
krøŋkǝl (Q009p Maasmechelen)
|
Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW]
II-7
|
34497 |
van de leg afraken |
afleggen:
(de kip is) āfgǝlax (Q009p Maasmechelen),
van de leg af:
van dǝ lęk āf (Q009p Maasmechelen)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
28834 |
van een bepaald patroon voorzien |
gebloemd:
gǝblōmt (Q009p Maasmechelen)
|
Een bepaald patroon is niet één specifiek patroon, maar kan blijkens de opgaven variëren. [N 62, 74b; MW]
II-7
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
(scheuten) afplukken:
āfplø̜kǝ (Q009p Maasmechelen)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
ryzǝlǝ (Q009p Maasmechelen),
rȳ.zǝlǝ (Q009p Maasmechelen),
rȳsǝlǝ (Q009p Maasmechelen),
rȳzǝlǝn (Q009p Maasmechelen)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
26250 |
vang |
praam:
prām (Q009p Maasmechelen)
|
Algemene benaming voor de gehele reminrichting aan het aswiel van windmolens. De vang bestaat uit een houten of stalen ring, al dan niet uit één stuk, die onder invloed van een zwaar gewicht, de vangbalk , om een houten wiel wordt geklemd. Het afremmen van de as met het gevlucht gebeurt aan de voet van de molen of op de zwichtstelling met behulp van het vangtouw. Zie ook afb. 51. Men onderscheidt twee typen vanginrichtingen, namelijk de blokvang en de hoepelvang. Tot de blokvang behoren de Vlaamse vang en de Hollandse vang of stutvang. De hoepelvang kan worden onderverdeeld in de houten- en stalen hoepelvang. Zie voor de benamingen van de diverse typen van vanginrichtingen de lemmata ɛhoepelvangɛ, ɛblokvangɛ, enz.' [N O, 12a; A 42A, 79; Sche 57; monogr.; N D, 33 add.]
II-3
|
34088 |
vangplooi |
vlim:
vlēm (Q009p Maasmechelen)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|
34297 |
varken |
kuus:
kuš (Q009p Maasmechelen),
kuž (Q009p Maasmechelen),
varken:
vørkǝ (Q009p Maasmechelen),
vē̜rǝkǝ (Q009p Maasmechelen),
vɛrkǝ (Q009p Maasmechelen),
vɛ̄.rkǝ (Q009p Maasmechelen),
vɛ̄rǝkǝ (Q009p Maasmechelen)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|