21842 |
(blijven) plakken |
(blijven) plekken:
plekke (L332p Maasniel)
|
lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18809 |
(iets) bevinden |
keuren:
keure (L332p Maasniel)
|
vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
botsen:
boetsje (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
er stevig op staan:
hai sjteit ter stievig op (L332p Maasniel)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22494 |
(overige) kaartspelen |
smousen:
sjmouse (L332p Maasniel)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
boeke (L332p Maasniel),
zich boeke (L332p Maasniel)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18612 |
-> [wld iii 2.2] |
- wld iii, 2.2 !:
chietdook (L332p Maasniel),
chlabber (L332p Maasniel),
chlabberke (L332p Maasniel),
chluier (L332p Maasniel),
doupklaidje (L332p Maasniel),
doupmutske (L332p Maasniel),
eine luier (L332p Maasniel),
navelbendje (L332p Maasniel),
vaol (L332p Maasniel),
zeiverlepke (L332p Maasniel)
|
doek, witte ~ die men het kind als een schortje voor de borst speldt [speet, spit] [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || rouwsluiter(s) aan een hoed [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22455 |
21-jan |
fakkeloptocht:
fakkeloptoch (L332p Maasniel)
|
21 januari. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22095 |
<naam> |
<naam>:
naamfees viere (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel)
|
Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18253 |
[falie] |
voile (fr.):
vaol (L332p Maasniel)
|
sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)]
III-1-3
|