e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hek aan de ingang van een wei barrier: brēr (Maasniel) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
helling, talud schaar: schoar (Maasniel) wegberm III-4-4
hen met kuikens kloek: kluk (Maasniel) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hen zonder staart stopstaart: štupštɛrt (Maasniel) [N 19, 62b; monogr.] I-12
hengsel hengel: ingel (Maasniel, ... ) hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1
hengstebit dwangstang: dwangštaŋ (Maasniel  [(trens met stang)]  ) Bit met een beugel in plaats van een kinketting. [N 13, 50] I-10
hengstveulen hengstveulen: heŋsvø̄lǝ (Maasniel) Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a] I-9
herdershond herdershond: hęrdǝrshǫnjtj (Maasniel), schepershond: šēpǝrshǫnjtj (Maasniel) Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herdersschopje schepersschup: šēpǝršø̜p (Maasniel) Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herfst, najaar herfst: herfs (Maasniel) het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)] III-4-4