19926 |
keffen |
keffen:
keffen (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel)
|
Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
kegele (L332p Maasniel)
|
De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
29111 |
keren |
omdraaien:
omdrɛi̯ǝ (L332p Maasniel)
|
Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.]
I-1
|
23214 |
kerk |
kerk:
hai waas te vreug inne kerk (L332p Maasniel)
|
te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)]
III-3-3
|
20256 |
kerkhof |
kerkhof:
kirkhaof (L332p Maasniel),
kèrkhaof (L332p Maasniel),
St. Laurins kempke; St. Laurinspatroonderkerk (parochie).
kirkhaof (L332p Maasniel)
|
Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
24182 |
kerkuil |
katuil:
katuul (L332p Maasniel)
|
kerkuil
III-4-1
|
22462 |
kermisgeld |
kermisgeld:
kirmesgeldj (L332p Maasniel)
|
Een geschenk dat gegeven werd bij de kermis [kermis, fooi]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22662 |
kermismuziek |
muziek:
meziek (L332p Maasniel)
|
De muziek die te horen is op kermissen [spel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22463 |
kermistent |
kermistent:
kirmestent (L332p Maasniel)
|
Een kermistent [barak, schob]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20703 |
kersenpannenkoek |
kersenkoek:
Syst. WBD
kee:rsekoo:k (L332p Maasniel),
keersekook (L332p Maasniel)
|
Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|