e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kooppenning handgeld: handj geldj (Maasniel) het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)] III-3-1
koopwaar waar: waar (Maasniel) die goederen die gekocht en verkocht kunnen worden [waar, koopwaar, spul, marchandise, kramerij, artikel] [N 89 (1982)] III-3-1
koot koot: kōt (Maasniel), kootbeen: kōtbęi̯n (Maasniel) Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
kop van de schoof kop: kǫp (Maasniel) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4
kopdorser hekel: hēkǝl (Maasniel), hekeldorser: hɛ̄kǝldǫrsǝr (Maasniel), rechtdorser: ręxt˱dǫrsǝr (Maasniel) Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
koper poetsen poetsen: bijv. koper poetse  putsə (Maasniel) metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] III-2-1
kopergeld kopergeld: kopergéltj (Maasniel) koperen of bronzen geldstukken [rode loop?] [N 21 (1963)] III-3-1
kopje kopje: köpke (Maasniel), tas: tas (Maasniel), tasje: teske (Maasniel) drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kopjeduikelen keukeluit schieten: koeke`luit sjête (Maasniel), kuitelen: kuutele (Maasniel) duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] || Kopje duikelen. III-3-2
kopnet netje: netje (Maasniel), oornetje: oornetje (Maasniel) Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a] I-10