33679 |
loodzand |
loodzand:
loodzand (L332p Maasniel),
vliegerd:
vlēgǝrt (L332p Maasniel)
|
De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17]
I-8
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladen:
blāi̯ǝ (L332p Maasniel)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
21686 |
loon |
dagloon:
daagloon (L332p Maasniel),
loon:
loon (L332p Maasniel),
weekloon:
waikloon (L332p Maasniel)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
loops:
luups (L332p Maasniel),
ly(3)̄ps (L332p Maasniel),
rammelig:
raməlex (L332p Maasniel),
rɛməlex (L332p Maasniel)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
jonge loot:
jonk laot (L332p Maasniel),
scheut:
cheut (L332p Maasniel),
vruchthout:
(meestal is dit vruchthout).
vruchthout (L332p Maasniel)
|
Hoe noemt u: de organen die in de zomer, zolang ze bebladerd waren scheuten of loten heetten, nadat zij hun bladeren verloren hebben en houtachtig geworden zijn (als ze niet ouder zijn dan één jaar) (twijg die houttwijg of vruchttwijg kan zijn) [N 74 (1975)] || Hoe noemt u: een nieuw uitgelopen twijgje (scheut, schot of lot welke houtscheut of vruchtscheut kan zijn) [N 74 (1975)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupe (L332p Maasniel)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19500 |
loper |
loper:
lø̄pǝr (L332p Maasniel),
lø̜̄jpǝr (L332p Maasniel),
lø̜jpǝr (L332p Maasniel)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|
18697 |
losse linnen halsboord |
kraag:
kraag (L332p Maasniel)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
manchet:
manchet (L332p Maasniel)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33729 |
losse paal met draad |
invaart:
envǭrt (L332p Maasniel),
uitvaart:
ūtvǭrt (L332p Maasniel)
|
Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8]
I-8
|