e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loodzand loodzand: loodzand (Maasniel), vliegerd: vlēgǝrt (Maasniel) De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17] I-8
loof van de bieten afplukken bladen: blāi̯ǝ (Maasniel) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5
loon dagloon: daagloon (Maasniel), loon: loon (Maasniel), weekloon: waikloon (Maasniel) loon, wat men verdient [N 21 (1963)] III-3-1
loops loops: luups (Maasniel), ly(3)̄ps (Maasniel), rammelig: raməlex (Maasniel), rɛməlex (Maasniel) konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje jonge loot: jonk laot (Maasniel), scheut: cheut (Maasniel), vruchthout: (meestal is dit vruchthout).  vruchthout (Maasniel) Hoe noemt u: de organen die in de zomer, zolang ze bebladerd waren scheuten of loten heetten, nadat zij hun bladeren verloren hebben en houtachtig geworden zijn (als ze niet ouder zijn dan één jaar) (twijg die houttwijg of vruchttwijg kan zijn) [N 74 (1975)] || Hoe noemt u: een nieuw uitgelopen twijgje (scheut, schot of lot welke houtscheut of vruchtscheut kan zijn) [N 74 (1975)] III-4-3
lopen lopen: loupe (Maasniel) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
loper loper: lø̄pǝr (Maasniel), lø̜̄jpǝr (Maasniel), lø̜jpǝr (Maasniel) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
losse linnen halsboord kraag: kraag (Maasniel) halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] III-1-3
losse manchet manchet: manchet (Maasniel) manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)] III-1-3
losse paal met draad invaart: envǭrt (Maasniel), uitvaart: ūtvǭrt (Maasniel) Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8] I-8