e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meikever boekweitkever: bokeskèver (Maasniel), meikever: meikêver (Maasniel), muldenaar: muld(en)er (Maasniel), móldeneer (Maasniel) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || junikever || meikever || meikever, algemeen [DC 18 (1950)] III-4-2
meisje met wie een jongen verkering heeft meidje: maidje (Maasniel) het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] III-2-2
mekkeren hummeren: hømǝrǝ (Maasniel), mekkeren: mɛkǝrǝ (Maasniel) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12
melganzevoet schietmel: sxitmelj (Maasniel) Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5
melk melk: mɛlk (Maasniel) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melk van het paard zok: zǭk (Maasniel) De biest- of paardsmelk bevat ingrediënten die het veulen tegen verscheidene ziekten weerstand geven en die er bovendien voor zorgen dat het darmpek, de taaie, donkere substantie die zich in de darmen van het pasgeboren veulen bevindt (zie het lemma ''de eerste uitwerpselen van het veulen'' (5.7)), verwijderd wordt.' [N 8, 32.6 en 57] I-9
melkaders melkaderen: mɛlkǭrǝ (Maasniel) De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a] I-11
melkdistel tuindistel: toendistel (Maasniel) I-7
melkgebit van kalveren kalvertanden: kāvǝrtɛnj (Maasniel) [N 3A, 108a] I-11
melkgift van de zeug zok: zǭk (Maasniel) [N 19, 20] I-12