21880 |
opbrengst |
opbrengst:
opbrings (L332p Maasniel)
|
dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33205 |
opbrengst van een aardappelstruik |
struik:
štrūk (L332p Maasniel)
|
Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19]
I-5
|
17897 |
opeenschuiven |
opeenschuiven:
opein sjuve (L332p Maasniel)
|
stroppen: Op elkaar schuiven (stroppen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21548 |
openbare verkoop |
boedelverkoop:
boedel verkoup (L332p Maasniel),
publieke verkoop:
publieke verkoup (L332p Maasniel),
verkoop:
ps. stoottoon.
ene verk‧oup (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel)
|
een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)] || openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21150 |
openbare weg |
grote weg:
grote waig (L332p Maasniel)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18199 |
openbroek met linten |
boks:
boks (L332p Maasniel)
|
vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18163 |
opereren |
opereren:
operere (L332p Maasniel)
|
Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20717 |
opgewarmde koffie |
pensenterger:
Syst. WBD Penseterger is hele sterke, zwarte koffie: Dao kinse de kas mit beitse. Ook koffie waar teveel cichorei in zit.
pènsetèrger (L332p Maasniel),
zauwel:
Syst. WBD
zawwel (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel)
|
Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
pul:
pøl (L332p Maasniel),
pulletje:
pølkǝ (L332p Maasniel)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
19293 |
ophitsen |
stoken:
sjtuke (L332p Maasniel)
|
een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|