18194 |
paraplu |
paraplu:
perpluu (L332p Maasniel)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20560 |
parelen |
bruisen:
broesche (L332p Maasniel)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18406 |
parfum |
odeur (fr.):
odeur (L332p Maasniel)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21180 |
parlevinker |
parlevinker:
parlevinker (L332p Maasniel)
|
het bootje van een koopman te water [parlevinker, ventjager] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuikje:
kykskǝ (L332p Maasniel)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
26692 |
pasbrug |
vonder:
vø̜njǝr (L332p Maasniel)
|
Het horizontale balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waar de zwengel en de spil op rusten. De pasbrug is aan één uiteinde scharnierend vastgezet en rust met het andere uiteinde op de lichtboom. [N D, 21]
II-3
|
21217 |
pasfoto |
tiptop:
Van Dale: II. tiptop (niet alg., en veroud.), 1. fotografisch atelier dat snel pasfotos vervaardigt; -2. foto die in het onder 1. genoemde atelier gemaakt is.
tiptop (L332p Maasniel)
|
de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34046 |
pasgeboren kalf |
kalfje:
[kalfje] (L332p Maasniel)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
21202 |
paspoort |
pas:
pas (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18183 |
passen |
passen:
passen (L332p Maasniel)
|
nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|