20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
besjummelt (L332p Maasniel)
|
beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20416 |
beschuit met muisjes |
beschuit met muizenkeurtjes:
Syst. WBD
besjuut mit moezekörkes (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel),
beschuit met muizenkeuteltjes:
Syst. WBD
besjuut mit moezekeutelkes (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel),
beschuiten met muizenkeuteltjes:
Syst. WBD
besjuu.te mit moe.zekeutelkes (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel)
|
Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-2, III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
Syst. WBD
besjutepap (L332p Maasniel),
besjuu.tepap (L332p Maasniel)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
poepaardappelen:
pupē̜rpǝlǝ (L332p Maasniel)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
21730 |
beslag |
beslag:
besjlaag (L332p Maasniel)
|
het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19285 |
beslissen |
beslissen:
besjlisse (L332p Maasniel)
|
iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21673 |
besteden |
besteden:
bestaije (L332p Maasniel)
|
geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21532 |
besteken |
besteken:
bestjèke (L332p Maasniel),
schenken:
sjinke (L332p Maasniel)
|
kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)] || Verrassen (cadeau geven).
III-3-1, III-3-2
|
21861 |
bestellen |
bestellen:
besjtèlle (L332p Maasniel)
|
opdracht geven om waren af te leveren of te bewaren [bestellen, commanderen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18922 |
bestemmen |
bestemmen:
besjtumme (L332p Maasniel)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|