20603 |
rijstebrij |
rijstepap:
Syst. WBD
ries(t)epap (L332p Maasniel),
Syst. WBD Ik kan moeilijk zeggen of riesepap (zonder t) de ie van wie:s (melodie) heeft, of die van wie.s (verstandig).
rie:sepap (L332p Maasniel)
|
Rijstebrij (pötjesbulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20737 |
rijstevlaai |
rijstevlaai:
Syst. WBD
rie:seflaa.j (L332p Maasniel),
riesteflaai (L332p Maasniel)
|
Vla bedekt met spijs van rijst [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzen:
rīzǝ (L332p Maasniel),
springen:
špreŋǝ (L332p Maasniel)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
17599 |
rimpels |
vouwen:
vaaien, vaai (L332p Maasniel)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
renge (L332p Maasniel)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24234 |
ringmus |
kleine huismus:
klein hoesmös (L332p Maasniel)
|
ringmus
III-4-1
|
24449 |
ringrups |
ringelrups:
WLD
ringel roepsj (L332p Maasniel)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
rinckvinger (L332p Maasniel)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18103 |
ringworm |
ringworm:
ringworm (L332p Maasniel)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20792 |
rins |
zuursig:
zuurzig (L332p Maasniel)
|
lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)]
III-2-3
|