e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

Gevonden: 3787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bevelen bevelen: bevaile (Maasniel, ... ) iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bevend schudden met de huid razelen: rāzǝlǝ (Maasniel) Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68] I-9
beweeglijk rondlopen lopen wie een schijtende haan: i.e. kip.  dai lup wie ein sjietende hoon (Maasniel) lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)] III-1-2
bewerkelijk (zijn) gecompliceerd: gekompleseerd (Maasniel) niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)] III-1-4
bewolking de lucht is bewolkt: de locht is bewolkt (Maasniel), lucht: de lóg (Maasniel) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4
bezem bezem: zie tekening: b (midden)  bessem (Maasniel) bezem (soorten) [DC 15 (1947)] III-2-1
bezig bezig: bezig (Maasniel) werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)] III-1-4
bezoek bezoek: bezeuk (Maasniel) de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)] III-3-1
bezoeken opzoeken: opzeuke (Maasniel) een zieke bezoeken [randen] [N 87 (1981)] III-3-1
bezorgd ongerust: ongerös (Maasniel) ongerust zijn, vol kommer en zorg zijn (d) [betusseld, betimperd, zorg hebben] [N 85 (1981)] III-1-4