e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sierlijke omslagdoek franjeldoek: fraanjeldook (Maasniel), franjelplag: fraanjelplak (Maasniel) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sikkel (het/de) kromme: krom (Maasniel) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
sinaasappel appelsien: appelsien (Maasniel) sinaasappel III-2-3
singel singel: seŋǝl (Maasniel) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
singel voor de paardedeken singel: seŋǝl (Maasniel) Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92] I-10
sjacheraar sjachelaar: sjacheleer (Maasniel) sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
sjacheren sjachelen: sjachele (Maasniel) Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] III-3-1
sjees sjees: šēs (Maasniel), sjees (<fr.): sjees (Maasniel) een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] || Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13, III-3-1
sjerp schutterssjerp: sjutters sjerp (Maasniel) sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)] III-1-3
sjoelbak sjoelbak: sjoelbak (Maasniel) Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)] III-3-2