32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blāt (L332p Maasniel),
blader:
blāi̯ǝr (L332p Maasniel)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
20748 |
bladerdeeg |
bladerdeeg:
Syst. WBD
blajerdeig (L332p Maasniel)
|
Pastei van bladerdeeg, vol au vent (vollevang?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24827 |
bladknop |
eindoog:
eindoug (L332p Maasniel),
oog:
(mv.: ouge).
oug (L332p Maasniel),
slapend oog:
Dit is niet echt (komt tot ontwikkeling ling als andere ogen worden weggesnoeid.
slaopend oug (L332p Maasniel)
|
Hoe noemt u: de bladknoppen waaruit de scheuten of loten tevoorschijn komen (oog) [N 74 (1975)] || Hoe noemt u: de verschillende soorten ogen (buitenoog, binnenoog, slapend oog, eindoog) [N 74 (1975)]
III-4-3
|
33504 |
bladkool, snijkool |
dubbelhartige kool:
dobbelhertige kool (L332p Maasniel),
losse kool:
losse kool (L332p Maasniel)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
21835 |
bladzijde |
bladzijde:
bladzei (L332p Maasniel)
|
ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19978 |
blaffen |
blaffen:
blaffen (L332p Maasniel)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
19458 |
blaker |
blaker:
oude raapolie lamp
blaoker (L332p Maasniel)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24363 |
blankvoorn, voorn |
ruts:
röts (L332p Maasniel)
|
Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34405 |
blaten |
blaken:
blākǝ (L332p Maasniel),
kwaken:
kwākǝ (L332p Maasniel),
schreeuwen:
šrēvǝ (L332p Maasniel)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
24473 |
blauwe bosbes |
marbel:
marbel (L332p Maasniel),
marmel:
marmele (mv.) (L332p Maasniel)
|
bosbes || bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|